Rob Bindels over Een iets beschuttere plek misschien

Voorwaar een vruchtbaar schrijverschap vieren we vandaag, áls we de balans al kunnen opmaken. De auteur, 73 jaar jong, rust immers nog altijd niet op zijn lauweren. Al tijdens zijn studententijd in Amsterdam werkte hij aan wat in 1973 – 45 jaar geleden – zijn eerste publicatie zou worden. Naast zijn drukke leraarspraktijk schreef hij met grote regelmaat kritieken en essays, als redacteur van het gezaghebbende tijdschrift Raster, als recensent voor Vrij Nederland, als medewerker van De Gids, Ons Erfdeelen The low countries, als criticus vanDe Groene Amsterdammer. Sinds enkele jaren klinkt zijn geluid ook regionaal geregeld, in Zuiderlucht en op L1.

De schrijver bundelde zijn bijdragen in een lange reeks essaybundels, waarvan enkele bekroond werden. Zijn statuur als essayist wiens mening er toe doet werd aldus gevestigd. Maar tussen de essayistische bedrijven door beoefende hij ook andere disciplines en genres. Hij schreef drie jeugdboeken, een roman, een boek over zijn demente moeder,  een monografie over Paul Klee, Lucebert en Elsschot en een toneeltekst over Lichtenberg. Hij heeft vertaald en hij redigeerde een omvangrijke filosofie-bloemlezing over de Verlichting.  Also fast ein Universalgeist .Daarmee is hij dus nog niet per se van álle markten thuis, maar het komt toch een behoorlijk eind in de richting. Literatuur, beeldende kunst, filosofie, geschiedenis, politiek, cultuursociologie en klassieke muziek, dat zijn de velden waarop hij speelt. Want spelen is wat de essayist in de traditie van de grote Montaigne doet: zijn stilistische brille is echter nooit doel maar middel om zijn betrokken boodschap argumentatief bij de lezer te brengen. Incidenteel nam hij ook buiten zijn boeken publiekelijk stelling door in dag- of weekblad de degens te kruisen, bijvoorbeeld inzake de verschraling van het onderwijs of de bezuinigingen op cultuur. Maar – het moet gezegd – zijn links-geëngageerde signatuur kleurt bijna ál zijn schrijven lichtrood, zélfs zijn fictie.

But the times they are a’changing en de boekenwereld blijft niet buiten schot. Er wordt minder gelezen en minder verkocht, nog minder poëziebundels, nog minder essaybundels. Tijdschriften liggen aan het internetinfuus of zijn ter aarde besteld. De sociale media zijn de media geworden en allerlei soorten Netflix bedienen de jongere kijkers en zij die zich ooit in de leescultuur vermeiden. De digitalisering verandert het speelveld ingrijpend: de kluistering aan het beeld van smartphone en tablet verengt het blikveld en drijft het boek naar de marge. Bildungis een schaars goed geworden in onderwijs en maatschappij en culturele of historische kennis waaraan gerefereerd zou kunnen worden is dan ook ver te zoeken. In dat klimaat is het voor de essayist van nu moeilijk geworden zijn stem te laten horen. In de jaren dertig van de vorige eeuw reikten de stemmen van Ter Braak en Du Perron ook maar tot de voorste 300 banken – zoveel abonnees had het spraakmakende Forum– maar aan gezag heeft het hun nooit ontbroken. En daar wringt nu de schoen.

Het populisme van tegenwoordig lijkt ook de hedendaagse consument in zijn greep te krijgen. De high culture in boek en op podia wordt al gauw te complex bevonden; lichtere stof en low culture domineren de gesprekken op radio en tv.  Popmuziek , film, musical, sport en amusement vullen de kranten- en bladenkolommen veel meer dan zeg klassieke muziek, toneel of dans.  Bij concerten van serieuze muziek strijkt de grijze golf als eerste neer, musici spelen voor een hongerloon en beeldend kunstenaars hebben moeite rond te komen. Ook gelezen wordt er vooral nog door de babyboomers, de vrouwen voorop. Dat is een grauw beeld en misschien is de situatie rooskleuriger en mijn optiek te zwartgallig, daar zouden we straks over kunnen delibereren. De essayist van nu kan volgens mij niet aan de vele ingrijpende veranderingen voorbij zien, maar het is de vraag of de schrijver Offermans aan die transitie een boodschap heeft. Wil of moet hij als intellectueel stilstaan bij de waan van de dag? Bij de wereld van Trump, Beyoncé en Mark Zuckerberg? Gaat hij voor de jongere generaties door de knieën? De populaire cultuur heeft zich zelden in zijn aandacht kunnen verheugen, de betere film uitgezonderd.  Marilyn Monroe, Mohammed Ali, Madonna of Maradonna, laat staan Jay-Z of lady Gaga zoeken we tevergeefs in zijn namenregisters, ookBoer zoekt vrouw, Jinekof Heel Holland bakt staan niet bij de trefwoorden. Hoe is het wonen in een ivoren torenflat.

In Privé-domein, in de betere boekhandel de meest elitaire planken, is nu het nieuwe boek van Cyrille Offermans verschenen. Het is een prestigieuze reeks waarin vooral de groten uit de wereldliteratuur verenigd zijn met dagboeken, brieven, autobiografieën of memoires. Wat moet hem hebben bewogen op de eervolle uitnodiging van de uitgever in te gaan? Tot nu toe was ons amper een blik in zijn privéwereld vergund. Dankzij de vaste opdracht voor in zijn boeken – ‘Voor Marion” – wisten we dat hij een vrouw had of een vriendin of beide, want je vrouw kan gelukkig ook je vriendin zijn, nietwaar?  Te midden van de grootsten verkeren – Mann, Sartre, Pessoa, Strindberg, Toergenjew, Céline, Flaubert – is niet verkeerd, maar het merendeel verwijlt wel allang op de Olympus; de levenden zijn schaars vertegenwoordigd en de levende Nederlanders al helemaal. De laatste die aan de lange rij van 300 titels werd geregen is provinciegenoot van geboorte Anton Dautzenberg met zijn vrijmoedige boek Ik bestaat uit tweeletters, zelden twee meer verschillende naturen aanschouwd: daar zou een boom over op te zetten zijn.

Een iets beschuttere plek misschienheet het Privé-domeindeel van Cyrille en die introverte titel, ontleend aan een dichtregel van Hans Tentije, zou iets als een verklaring kunnen bieden van het waarom: binnen de band van een boek laat de auteur zich namelijk kennen in zijn voorkeur- en afkeer. Want veel meer nog dan bij een diepte-interview bewerkstelligt dit schrijven in de aard van de uiteenlopende reacties iets als een onthullend psychogram, overigens zónder precaire ontboezemingen.

De titel Een iets beschuttere plek misschienis ook te lezen als een droomwens voor de mondiale malaise, die hier met enige regelmaat tussen de bladzijden door kiert, in Syrië met name, waarbij dan dat ‘misschien’ en dat ‘iets’ er misschien iets teveel aan zijn. Zijn leeftijd zou natuurlijk eveneens een antwoord kunnen zijn op de vraag naar het reflectieve en kritische karakter van dit openhartige boek, dat duidelijk stelling wil nemen en kleur bekennen.  Journaal2017luidt de objectieve ondertitel die laat zien dat de verslaglegging van belevenissen en overdenkingen zich tot dat kalenderjaar beperkt. Wat is het voor soort proza? Memoire, agenda, prikbord, dag- en notitieboek,  met merendeels essayistische exercities en journalistieke excursies, gelardeerd met autobiografische faits divers, als vanouds in messcherpe stijl geschreven; zo’n hybride boek was er dus nog niet in zijn bibliografie. Al op z’n zestiende verzuchtte hij: ‘Voor het eerst begreep ik dat er meer te lezen en te ontdekken viel dan waarvoor één mensenleven toereikend was, een zowel geruststellende als tot grote onrust aanzettende gedachte. Er was geen tijd te verliezen.’

Wie dit omvangrijke Privé-domeindeel gelezen heeft, moet zich wel afvragen: wat heb ík vorig jaar gedaan behalve eten, slapen en ademhalen. Nauwgezet en diepgravend legt Cyrille hier rekenschap af van wat hij in 2017 deed, zag, hoorde en las en, anders dan je zou vermoeden, triviaal is dat nergens. Toch komt Trump er wel degelijk in voor, zoals ook het dagelijkse politieke gebeuren welhaast een constante vormt, niet zo vreemd natuurlijk voor de alerte krantenlezer en televisiekijker die hij is. Alleen zijn selectie is inderdaad niet die van de middenmoot. Niet Linda of Máxima maar John Berger is te gast, Bernlef, Rob van Gennep, Orhan Pamuk, Paul de Wispelaere, Laszlo Krasnahorkai, Claudio Magris, Richard Sennett en vele andere doden en levenden uit de wereld van de hoge kunst, filosofie en literatuur. Het is een waar feest, voor sommigen ook van herkenning, een giga-party waarbij we maar liefst zo’n 750 gasten telden, onder wie zowaar op pagina 80 André van Duin, zij het carnavalesk vermomd. Vele worden enkel in het voorbijgaan vernoemd en toegeknikt, bij sommige wordt lang stilgestaan en met enkele wordt een hartig woordje gesproken, zoals met Bas Heijne – terecht – of met de in Sittard geboren fotografe Rineke Dijkstra, onterecht volgens mij. Zo blijft bijvoorbeeld de Hasselblad-Award, groot 105.000 euro, ook wel de Nobelprijs voor fotografie genoemd, die zij vorig jaar zojuist voor haar hele oeuvre ontvangen had, onvermeld. Toch geen onbelangrijk detail, dunkt me.

Het blijft bij Cyrille evenwel nooit bij een oordeel of conclusie, de argumentatie is steevast uitgebreid na te lezen en je kunt dus nagaan met welke stap in de redenering je het eventueel oneens kunt zijn. Cyriel Offermans lezen is daarom dubbel denken: je leert veel van wat hij te vertellen heeft, want wie heeft er elk jaar zoveel prominenten over de vloer? En je moet nadrukkelijk meedenken, want hem op zijn woord geloven druist in tegen de mentaliteit die hij zélf vanaf de eerste bladzij te zien geeft. Geloof niemand op zijn blauwe ogen en stem niet gedachteloos in met het koor. De polonaise is niet aan hem besteed, zoals hij ons te verstaan geeft in een lange litanie over carnaval. Offermans is nergens ‘eine van os’, zoals we ook allang weten dat het dialect niet echt aan hem besteed is. Hij is toevallig geboren in Limboland, maar kijkt van daar nieuwsgierig uit over heel de wereld. Van die reizen en exploraties heeft hij nu een jaar lang enthousiast en betrokken verslag gedaan en zijn leeservaringen en bevindingen vormen een waar mer à boiredat meer dan 365 dagen ons denken met denkstof irrigeren kan. Voor de hete zomers die ons te wachten staan: warm aanbevolen!