Essays

 

Bibliomania. Anno Enno Endt – een terugblik (2015)

Bibliomanie is een obsessieve-compulsieve stoornis in verband met het verzamelen van boeken. Als het ernstige vormen aanneemt kan het leiden tot de verstoring van sociale relaties en de gezondheid. (wikipedia) In de jaren zestig, als student, raakte Cyrille Offermans, recensent voor De Groene Amsterdammer, aangestoken door het virus van de boekengekte. In dit ideeënrijke essay behandelt hij de oorzaken, de verschijningsvormen, de symptomen en de gevolgen van die ziekte. Het begint met een herinnering aan een van zijn docenten, de bevlogen Gorter-kenner Enno Endt, die zijn liefde voor het boek demonstreerde door eraan te ruiken. Ter sprake komen verder Flaubert, Canetti, Perec, Antelme. Het essay is tevens een pleidooi voor het boek als materieel object.
Eerder verscheen dit essay in de aflevering van juni 2015 van het literaire tijdschrift ‘Dietsche Warande & Belfort‘. Deze herziene en sterk uitgebreide herdruk als Korte Beentjes 7 verschijnt ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van de auteur.

Wat er op het spel staat. Literatuur en kunst na 1945 (2014)

Een boeiende blik op de naoorlogse Nederlandse literatuur – een aanrader voor álle lezers. Cyrille Offermans is een gepassioneerd lezer. ‘Er is in de laatste decennia veel veranderd in de literatuur en kunst’, schrijft hij. ‘Het is tijd om de balans op te maken.’ Wat er op het spel staat opent met het dubbeltalent van dichter en schilder Lucebert en een prikkelend essay over de ‘de eeuwig jeugdige feestvierder’ Remco Campert. Offermans’ kritische blik op de ‘zogenaamde Grote Drie’ en zijn herwaardering van de experimentele Ivo Michiels, Jacq Vogelaar en Sybren Polet verdiepen en nuanceren ons beeld van deze schrijvers en leveren verrassende inzichten in hun oeuvres. Aan de hand van het werk van onder andere A.F.Th. van der Heijden, Tom Lanoye en Joke van Leeuwen analyseert Offermans – altijd met een bewonderenswaardige open blik – wat er in recentere jaren op het programma van de interessantste schrijvers is komen te staan: het onderzoek naar de eigen geschiedenis, in autobiografische vorm of anderszins. ‘De literatuur wil de lezer niet van zich vervreemden’, stelt hij. ‘Ze wil, integendeel, de complexe realiteit verhelderen.’
Wat er op het spel staat, Literatuur en kunst in de schaduw van de avant-garde biedt de oriëntatie die in het cultureel klimaat van tegenwoordig zo broodnodig is. Even diepgravende als toegankelijke bespiegelingen over de betekenis en maatschappelijke invloed van de Nederlandstalige literatuur, van een groot stilist en een van de toonaangevende essayisten van Nederland.

Een verpakkingsspecialist. Over Willem Elsschot (2010)

Essayist Cyrille Offermans (1945) zette zich aan een kritische analyse van het werk van Willem Elsschot. Herlezing bleek een proces van voortschrijdend inzicht. ‘Elsschot zette mij op mijn nummer, hij liet van mijn kritische bedoelingen niets heel.’ Deze Huis Clos uitgave is een verslag van een leerproces. Offermans leest en interpreteert het oeuvre tegen de achtergrond van de eigen leesgeschiedenis, de historie, de biografie en de secundaire literatuur. De conclusie ‘het grootste deel van het werk is blijkbaar nog altijd springlevend’ is hier geen cliché, maar wordt proefondervindelijk aangetoond op heldere, bijna lichtvoetige wijze: een aansporing om Elsschot weer opnieuw of anders te lezen.

 

Schipbreuk (2008) 

Over beschaving, cultuur en kennis

Wie Schipbreuk leest,weet dat het in onze discussie over de permanente nivellering van beschaving, cultuur en kennis om niets minder gaat dan onze eigen toekomst.
In 1816 liep het Franse fregat Méduse op een zandbank. Voor honderdvijftig opvarenden was er geen plaats in de reddingssloepen, stuurloos zwalkten zij rond op een geimproviseerd vlot op de Atlantische Oceaan. Théodore Géricault vereeuwigde die gebeurtenis op het monumentale schilderij Het vlot van de Medusa. Daarop zijn de desorientatie en het verlies dramatisch uitgebeeld.Het aantal mensen is door moord en doodslag gedecimeerd en het is maar de vraag of het schip aan de horizon op tijd ter plekke zal zijn. Met dat schilderij als uitgangspunt beschrijft Cyrille Offermans nauwkeurig, strijdbaar en welbespraakt,waar en waarom we op het gebied van cultuur, kennis en beschaving steeds weer schipbreuk lijden.Tradities, kennis en wetenschap gaan verloren als ze onderworpen worden aan het dictaat van de economie.
Of het nu gaat om de omgang met kinderen, het debat over een canon, om de kunsten en het leren kijken, steeds argumenteert Offermans concreet en aan de hand van voorbeelden. Hij is zich bewust van wellicht onherstelbare verliezen. ‘Een goed onderwezen en intelligent volk is altijd beschaafder, fatsoenlijker en ordelievender dan een onwetend en dom volk,’ begreep Adam Smith tweeënhalve eeuw geleden al, en hij wist als econoom precies waarover hij het had.
Wie Schipbreuk leest,weet dat het in onze discussie over de permanente nivellering van beschaving, cultuur en kennis om niets minder gaat dan onze eigen toekomst.

Waarom ik moet liegen tegen mijn demente moeder (2006)

Mijn moeder dacht dat het oorlog was, niet bij wijze van vergelijking maar in de bloedserieuze zin van het woord. Zij was gevangen genomen en werd nu door ‘de vijand’ bewaakt. Hoe wij zonder kleerscheuren door de vijandelijke linies waren gekomen en haar hadden gevonden, was haar een raadsel.Van zeer nabij, met een precisie die liefde verraadt, beschrijft Cyrille Offermans de lotgevallen van zijn oude, dementerende moeder: hoe het begon, met vergeetachtigheid en wantrouwen, hoe moeilijk het is erop te reageren, hoe opname onvermijdelijk werd en hoe haar binnenwereld volledig desintegreerde.
De essayist, die zijn moeder jarenlang heeft helpen verzorgen, probeert haar schijnbaar betekenisloos geworden uitingen als zinvol en menselijk te duiden.

Vlek als levenswerk (2006)
Lucebert op papier

‘Tot het laatst toe heeft Lucebert zich uitgeleefd in zijn vlekken, vegen en spatten, niet om ze te verfraaien of metafysisch op te tuigen, maar om te zien of ze, nu alles zwart en uitzichtloos wordt, nog een minimum aan blikverruiming, dus aan levensmogelijkheden toestaan. Voor de tekenaar betekent dat: een minimum aan zinvolle bewegingen. Niet een verheven idee, maar een vlek als levenswerk, zo letterlijk mogelijk, dat is wat deze schat aan tekeningen ons laat zien, de aanvaarding dat wijzelf niet veel meer zijn dan een vlek, een inslag van het toeval, met de essentiële toevoeging dat we dat toeval zo aandachtig en bewust, zo vitaal en veelvormig mogelijk moeten belichamen.’
Als scholier kocht Cyrille Offermans zijn eerste dichtbundels van Lucebert (1924-1994), kort nadien bezocht hij een expositie van tekeningen en schilderijen van de grillige meester; twee gebeurtenissen die het begin markeren van een levenslange fascinatie. De laatste jaren bezocht hij regelmatig Luceberts voormalige atelier in Bergen. Daar trof hij onder meer duizenden tekeningen aan, keurig opgeborgen in dozen en voor het overgrote deel, behalve door enkele intimi, nooit door iemand gezien. Vlek als levenswerk is de vrucht van deze bezoeken.

Georg Christoph Lichtenberg. Gekleurde schaduwen. Brieven 1770-1799 (2006)

(Gekozen en ingeleid door Cyrille Offermans)

Voor Schopenhauer was Lichtenberg, getuige de talloze citaten in zijn hele werk, een filosofische autoriteit in de lijn van Theophrastus, Montaigne en La Rochefoucauld. Nietzsche roemde hem om zijn puntige stijl. Freud voerde hem op als getuige in Psychopathologie des Alltaglebens en Der Witz, begrijpelijk, want Lichtenberg wist van de macht van het onbewuste en anticipeerde diens droomtheorei. Wittgenstein romede hem en shconk zijn vriend Bertrand Russell in 1913 een bloemlezing uit zijn werk. En Elias Canetti, misschien zijn meest congeniale bewonderaar, schreef in Die provinz des Menschen dat het zijn en ons geluk is dat Lichtenberg niets kon afronden, dat hij niets tot een eind brengt (?) zo heeft hij het rijkste boek van de wereldliteratuur geschreven.Maar Lichtenberg had voor het nageslacht nog een verrassing in petto, zij het onbedoeld: zijn brieven. Weliswaar gold hij bij leven onder vrienden en bekenden als een begenadigd epistolair talent, maar omdat hij zijn brieven niet wenst te publiceren en geadresseerden zelfs verzocht ze na lezing te vernietigen, mag het als een klein wonder worden beschouwd dat er in de loop der tijd nog genoeg exemplaren opdoken om er vier vuistdikke boekdelen mee te vullen. Uit die vier delen biedt Gekleurde schaduwen een kleine, maar zeer afgewogen selectie in vertaling, voor het eerst in het Nederlands. De brieven, vertaald door Marion Offermans, zijn gericht aan de meest uiteenlopende mensen, beroemdheden als Kant en Goethe evengoed als knechten en dienstmeisjes. Bijgevolg zijn ze ook inhoudelijk zeer divers. Bij zijn keuze heeft Cyrille Offermans een zekere representativiteit nagestreefd.

Ver van huis (2003)
Denken in beweging

‘Denken heeft niets te maken met het innemen van standpunten, eerder met het verlaten ervan. Denken betekent: in beweging komen, verharde tegenstellingen soepel maken. Wie een standpunt inneemt wordt in een oorlogszuchtige rol gedwongen. Op dát punt is hij gaan staan, nu zal hij het voor geen geld meer verlaten.’In deze veelzijdige bundel schetst Cyrille Offermans de lotgevallen van de moderne intellectueel, van diens geboorte uit de geest van het achttiende-eeuwse essayisme tot zijn kwijnende bestaan in onze dagen. Kan de moderne intellectueel zich nog spiegelen aan Rodins Penseur? Moet hij vuile handen durven te maken? Behoort het tot zijn verantwoordelijkheden het doorgaan van praatprogramma’s te bevorderen?Geïnspireerd door een viertal voorbeeldige denkers – Denis Diderot, Friedrich Nietzsche, Hans Magnus Enzensberger, Peter Sloterdijk – schrijft Offermans over opvoeding en onderwijs, filosofie en politiek, literatuur en beeldende kunst. De apotheose van dit boek is een vijfdelig gefingeerd interview, een even lichtvoetige als scherpzinnige dialoog in het spoor van Diderot, waarin de vraag aan de orde komt wat het begrip intellectueel aan het begin van de eenentwintigste eeuw nog kan betekenen. Door de gebeurtenissen van 11 september wordt die kwestie onverwachts op scherp gesteld.’Kinderen moeten niet worden bang gemaakt voor het leven, ze moeten er zin in krijgen. Dat is zo ongeveer alles. Ze moeten ervaren dat leven iets anders is dan zure plicht en treurig zelfverbruik. Het ideaal is: zonder argwaan de wereld in – zonder rancune weer naar huis.’

Het Licht der Rede (2000)

De Europese Verlichting in de achttiende eeuw was een tijd van romantische idealen en revolutionair elan, van fundamentele maatschappelijke kritiek en vlijmscherpe polemiek en satire. In de filosofie maar ook in politiek, literatuur, muziek, toneel en journalistiek werd gebroken met tradities. Men morrelde aan de leerstellingen van Kerk en Staat. Ideeën over vrijheid, burgerschap, geloof, economie, literatuur en kunst kregen in deze periode hun huidige vorm. Voltaire en Diderot bewezen dat filosofie spannend, amusant en goed geschreven kan zijn. Met de ‘Encyclopédie’ werd een nieuwe maatstaf gesteld voor de opslag en verbreiding van wetenschappelijke kennis. Rousseau en Montesquieu analyseerden mens en maatschappij zo grondig dat hun werk nog niet verouderd is. Kant legde een ijzeren fundament onder de filosofie, en Lichtenberg bewees dat esprit en stilistische brille ook in het Duits mogelijk waren. In Engeland vond Adam Smith de economie en bracht David Hume gezond verstand en heldere taal terug in de filosofie. ‘Het licht der rede’ geeft een uitgebreid, representatief en samenhangend overzicht van het Verlichtingsdenken. De keuze van de teksten is origineel en het merendeel is niet eerder vertaald. Fragmenten uit de belangrijkste filosofische werken worden afgewisseld met kritieken, polemische geschriften en literair werk.

De ontdekking van de wereld (2000)

Dit boek gaat over lezen: de geneugten van het lezen, leeshonger, de kunst van het lezen, het klassieke lezen, het van-de-hak-op-de-tak Lezen, het verplichte lezen, lezen als pose, de gevaren van te veel lezen. Cyrille Offermans blikt allereerst terug op een aantal voor de vorming van zijn smaak beslissende lees- en leerervaringen: de Blue Band-encyclopedie voor de jeugd, de boeken van Arendsoog, de literatuurlessen op school, de poëzie van de Vijftigers, het tijdschrift Merlyn, de jaren zestig. Vervolgens laat hij zien wat hij als analyserend en filosoferend lezer vermag. Aan de orde komen onder meer: een voorbeeldig gedicht van Claus, de late poëzie van Lucebert, de grimmige etsen van Hogarth, de mogelijkheidszin van Lichtenberg, de verzamelde gedichten van Bernlef, het literatuuronderwijs, de status van jeugdliteratuur, de cultuurfilosofie van Steiner, het proza van Nicolaas Matsier en Charlotte Mutsaers. Hugo Claus in de Standaard der Letteren: ‘Sinds decennia heb ik nooit meer een criticus of recensent bedankt. Maar verleden week las ik een tekst van Cyrille Offermans over een gedicht van mij. Haha, dacht ik, eindelijk iemand die eens goed kijkt naar dat gepeuter waarmee ik bezig ben. Eindelijk schrijft er één man over op een manier waarvan je zou willen dat het altijd zo zou gebeuren. En toen heb ik na vijftig jaren eens een briefje geschreven.’

 

Dag lieve vis (1996)

Onttovering was een van de trefwoorden van de Verlichting. De mensen moesten worden bevrijd van alle duisternis, van godsdienst, magie en analfabetisme. Aan het eind van de twintigste eeuw lijkt die onttovering compleet, iedereen is verlicht. Maar ook bevrijd? Dan is het de vraag: bevrijd waarvan? Nu blijkt onttovering ook een eufemisme voor kaalslag en desillusionering.Zijn die laatste onvermijdelijk? Is alle tover uit de kinderwereld gedoemd spoorloos te verdwijnen in volwassen realisme? Is alle kennis uiteindelijk treurige kennis? In discussie met kunstenaars en denkers van universe origine houdt Cyrille Offermans in deze essays vast aan het idee vaneen gelukkiger ontnuchtering, een ontnuchtering die niet gepaard gaat met fantasieloosheid, amoralisme en emotionele verharding.Aan bod komen: de apocalyps volgens Georg Grosz en de actualiteit van het dadaïsme; misantropie in soorten; de zegetocht van McDonalds en de teloorgang van vormelijkheid; de mysterieuze verschijning van Joséphine Baker; een wisseltruc in Boedapest en de gesloten gordijnen bij een stalinistisch filosoof: het profetenesperanto van Robert Garcet; een foto van André Kertész en een schilderij van Co Westerik; Leo Pleysier als arrangeur van stemmen; de kilte van de wereld na Bach en een pleidooi voor een langere studieduur; de poëzie van Hans Faverey; het medisch bedrijf als bron van ellende en de lucide essays van Guido Ceronetti; een verdediging van het conservatisme en het gelijk van het Communistisch Manifest. De titel van dit boek is – ook – een hommage aan onze eerste grote moderne dichter, Paul van Ostaijen.

Sporen van Montaigne (1994)

Over Michel de Montaigne, Marinetti, Vincent van Gogh, John Berger, S. Dresden, Bert Schierbeek, Rudy Kousbroek, Piet Grijs, J. Ritzerveld en anderen

In het openingsessay, dat handelt over het essayisme van Michel de Montaigne, de proto-essayist uit de 15e eeuw, zet Offermans de beweeglijke, natuurlijke Montaigne af tegen de technoloog Francis Bacon. Hij opteert voor Montaigne, wiens kleine waarheden voortkwamen uit ‘een beweeglijke houding (…) waarin hij zo ongedwongen mogelijk kon reageren op alles wat er op hem af kwam’. In die geest essayeert Offermans zelf ook: onvooringenomen, meer zoekend dan vindend. Nieuw licht werpt hij op zulk uiteenlopend werk als de brieven van Vincent van Gogh, de romans van John Berger, het oeuvre van Bert Schierbeek en columnistiek van Piet Grijs c.s. Verrassend is zijn moeilijk te weerleggen aanval op Rudy Kousbroek. Zo is er meer. Offermans (1945) is nooit een puur letterkundige essayist, zijn belangstelling gaat altijd ook uit naar de ideeën en de historische, maatschappelijke en politieke omstandigheden. Hij is een cultuuressayist pur sang, een van onze beste.
(Biblion recensie, T. van Deel.)

 Literair klimaat 1986-1992 (1993, co-auteur)

Met de publikatie van ‘Literair lustrum 1961-1966’ (1967) begon een traditie van courante literatuurgeschiedschrijving die in ‘Het literair klimaat 1986-1992’ zijn vierde aflevering kent. Het boek bestaat uit een ‘Panorama’ met 7 genreoverzichten en een 15-tal ‘Profielen’ van auteurs. De overzichtsartikelen behandelen een breed gebied. Naast proza, poëzie en essays komen o.m. ook het toneel en de literaire tijdschriften aan bod. Helaas zijn sommige bijdragen zwak (over de kritiek) of onhelder en omslachtig (over het proza). Verder is de selectie van de behandelde auteurs nogal merkwaardig. Enkele, voor de onderhavige periode belangrijke schrijvers (Kellendonk, De Moor, Zwagerman, De Winter) ontbreken. Sommige profielen zijn bovendien weinig analytisch en erg journalistiek. Van de vier delen is deze bundel – ofschoon op zich belangwekkend – de minst geslaagde.
(Biblion recensie, Theo Bijvoet.)

Het literair klimaat  1970-1985 (1993, co-auteur)

Dertien jaar na het verschijnen van Literair Lustrum 2 (1973) is het boek verschenen dat deels te beschouwen valt als het vervolg daarvan. Deels, omdat de redaktie van deze bundel de profielen van auteurs onder verwijzing naar het “Kritisch lexikon van de Nederlandse literatuur van na 1945”, heeft laten vervallen. Ze heeft, naast een inleidend overzicht, een dertiental opstellen bijeengebracht waarin steeds een ander aspect van het literaire leven tijdens onderhavige periode wordt behandeld: de debutanten, de vasten namen in het proza (Hermans, Mulisch, Reve, Wolkers), die in de pozie (Kopland, Vroman, Kouwenaar, Faverley, Ouwens), de kinder-, de vrouwen-, de experimentele en de toneelliteratuur, de vertalingen, de critici, etc. Literair Vlaanderen wordt behandeld in een drietal bijdragen. De brede benadering, soms literatuursociologisch of receptie-esthetisch van aard, is op zich positief te waarderen, maar helaas zijn sommige opstellen hinderijk oppervlakkig of subjectief. Bovendien is het geheel weinig coherent. Met personenregister. (Biblion recensie, Th.A.P. Bijvoet)

Openluchtconcert (1991)

Waarom behoort Kundera’s beroemde boek ‘De ondraaglijke lichtheid van bestaan’ tot het domein van de kitsch? Wat is er ergerniswekkend aan de stijl van Jeroen Brouwers’ ‘Bezonken rood’? Offermans zet zich in zijn essays af tegen pretentieuze diepzinnigheden die de moderne literatuur en kunst moeten rechtvaardigen. Offermans houdt een pleidooi voor lichtheid in de kunst en literatuur, niet te verwarren met modieuze luchtigheid en oppervlakkigheid. Behartenswaardig is zijn uitvoerige essay over de ‘verloedering’ van het (literatuur)onderwijs, waarin Offermans – tegen cultuurpessimistische overtuigingen in – pleit voor een methode waarin leerlingen leren kennis en kunde te relativeren. Offermans, die in vroegere bundels zoals ‘De kracht van het ongrijpbare’ (1983) en ‘Niemand ontkomt’ (1988) bewezen heeft op ondogmatische en enthousiasmerende wijze te kunnen schrijven over moderne kunst en literatuur, laat ook in deze verzameling essays zien dat hij tot de belangrijkste essayisten van ons land behoort.
(Biblion recensie, Anthony Mertens.

 

Een evenwichtskunstenaar.  Over het werk van Paul Klee (1989)

In 20 schetsjes geeft Offermans van de Duitser Paul Klee, 1879-1940, die meer tekenaar dan schilder was, de levensloop, onzekerheden over het te kiezen beroep, reizen, ideeen over kunst, invloed van Kandinsky en Macke, boekenbezit, kleurgebruik, bewegingsritme, stijlontwikkeling en zijn betekenis voor dadaisme en surrealisme.

De auteur zoekt een wisselwerking tussen werk en ideeen, die hij uit brieven en dagboeknotities haalt, om dit werk in een nieuw daglicht te plaatsen. Klee combineerde beeldende kunst met literatuur, maar de natuur was toch zijn uitgangspunt. In de tijd dat hij docent aan het Bauhaus was, trachtte hij wetmatigheden te vinden door analyses van lijn, toon en kleur. Van de vele zwart-wit reproducties, die niet chronologisch gerangschikt zijn, wordt een aantal geanalyseerd. Literatuur. Voor belangstellenden met enige kunsthistorische kennis. (NBD|Biblion recensie, Dra. L.H. Verbraak-Cornelisse.)

 

Niemand ontkomt (1988)

Ook in zijn vierde boek doorbreekt Cyrille Offermans stelselmatig de kunstmatige en beperkende grenzen tussen literatuur en filosofie, theorie en kunst, actualiteit en geschiedenis. Zo dienen twee achttiende eeuwers, een schilder en een wetenschapper – Goya en Lichtenberg – als voorbeelden van een strijdbare Verlichtingsidee die nog steeds modern genoemd kan worden. In die hoofdstukken komen auteurs ter sprake als Multatuli, Bloch, Beckett, Kluge, Konrad, Sloterdijk, Flaubert en Joyce, stuk voor stuk dwarse figuren die in hun werk verzet aantekenen tegen conventioneel denken, aanpassing, geheugenverlies en intellectuele gemakzucht. In het omvangrijke titelhoofdstuk ‘(N)iemand ontkomt’ wordt in vogelvlucht een geschiedenis van de massacultuur geschetst waarna een vurig pleidooi volgt voor het lezen en schrijven als kritische activiteit die rationele en esthetische vaardigheden in zich verenigt. (NBD|Biblion recensie, Ruud Hisgen)

De mensen zijn mooier dan ze denken (1985)

Deze derde verzameling essays bestaat uit drie delen die ongemerkt in elkaar overlopen: (a) twee impressies over het werk van de schilders Dubuffet en Lucebert waarin Offermans op intuitieve wijze hun schilderijen beschrijft; (b) vijf beschouwingen over aspecten van volkscultuur: het verdwijnen van het volksfeest, het panorama als eerste optische massamedium, het volksvermaak rond het gekooide dier, de geschiedenis van de tatouage, en de volksliteratuur i.v.m. de heruitgave van laatmiddeleeuwse teksten; (c) vijf korte essays over Benjamin, Eco, Van Ostaijen, Claus, Cortazar en twee uitgebreide essays over Kafka en Joyce. Behalve dat deze literaire essays een uitmuntende inleiding zijn op deze schrijvers en de moderne literatuur i.h.a. voegen zij hier en daar ook wat toe aan al bestaande inzichten. Dat Offermans zelf beschikt over veel enthousiasme, over een flexibele geest en over een grote eruditie blijkt uit de prettig lezende essays en uit het register dat meer dan 400 namen telt. (NBD|Biblion recensie, J.F. Vogelaar.)

De kracht van het ongrijpbare. Essays over literatuur en maatschappij. (1983)

 

 

 

 

Macht als trauma: essays over de kritische theorie van de Frankfurter Schule (1982)

 

 

 

 

1977

1973